Bijna een jaar verder…

Alle clichés kloppen, elk woord is al eens gezegd. Niks van wat we nu meemaken is nieuw, afwijkend of uniek. Talloze boeken, massa’s verhalen, troostende gedichten en treffende liedjes zijn geschreven, vol melodieën en woorden die me raken tot op het bot. Ik verslind ze, schrijf driftig mee met iedere mooie zin en zuig de woorden in me op als een spons. Zelf krijg ik ze niet goed bij elkaar, het lukt maar amper, want ze dekken de lading niet. 

Waar woorden eerder mijn uitlaatklep waren, schieten ze nu tekort. Letterlijk. Geen enkele brij komt in de buurt bij hoe het voelt, hoe het frustreert en hoe het gemis soms heel onverwacht rauw op mijn dak valt. Rouw. Want hij komt niet meer terug. Nooit weer. Wat een onverdraaglijk iets om over na te denken. Geen Boint, geen pretogen, geen brede grijns, geen ‘ha Sok’, geen ‘dikke tút, hoi’. Al bijna een jaar lang is het oorverdovend stil.

Ik klamp me vast aan persoonlijke en tastbare dingen. Zijn handschrift, zijn schrijfsels, foto’s, appjes maar ook filmpjes en spraakberichten met zijn stem: ineens lijkt alles goud waard. In een wanhopige poging om nu, maar vooral later niets te vergeten, bewaar ik veel en leg van alles vast. Is het nodig? Waarschijnlijk niet. De belangrijke dingen blijven heus wel hangen of zijn makkelijk terug te vinden. 

Het afgelopen jaar, maar ook onze laatste tijd samen, was enorm intens en tegelijkertijd zo mooi, waardevol en verdrietig. Het lukt me nog niet echt om daaraan voorbij te gaan, om verder terug te gaan in mijn herinneringen. Om terug te denken aan de leuke momenten, de gewone dingen, zoals het was voordat hij ziek werd. Maar dat komt wel, daar ben ik van overtuigd. Want er waren vooral heel veel fijne en gezonde jaren, daar kan geen ziekte tegenop. 

Onze band was goed en hecht. We zagen elkaar graag, lapten mekaar weer op als het nodig was en deden leuke dingen samen: ‘Tuurlijk kinst mei jong, do bist immers myn suske.’ Hoe vertrouwd die woorden ook klinken, ze verstillen. Ik heb geen rol meer als zusje, we worden niet meer samen oud. Ik ben een deel van mezelf kwijt en dat maakt me in de war. Hij was er immers altijd, al langer dan ik zelf bestond. Soms wat verder weg, soms op afstand of soms ook afgeleid, hij was er. 

Echt weg is hij denk ik nooit. Toen hij het leven net had losgelaten, schreef ik: ‘It docht sa sear, mar gelokkich bist oeral om ús hinne’. En dat voelt gelukkig nog steeds zo. Elk wonder van de natuur, of het nu een onverwachte zonnestraal is, een perfecte regenboog, de eerste ster die je ziet ’s avonds, dat ene koele briesje of die hele mooie wolk, mag het gewoon een seintje zijn? En opeens die ene witte vlinder weer (die zijn er gelukkig nog al wat, who cares, je ziet het verschil toch niet). Klein geluk, het lijken soms wel groetjes. Ik vind het leuk om te denken dat hij er invloed op heeft. 

Gelukkig is er ook altijd nog muziek, die fijne uitlaatklep. Van jongs af aan zijn we er mee opgegroeid, Heit en Mem hebben ons dat met de paplepel ingegoten. Regelmatig draai ik de playlist die we met vrienden en familie voor zijn afscheid hebben samengesteld. Maar ook al het andere. De klassiekers, het jeugdsentiment, de nieuwe ontdekkingen van ons samen, alles wat hij niet meer heeft kunnen luisteren. Ineens krijgt al dat moois een extra lading. Niet per se verdrietig, ik voel gewoon zo lekker veel als ik er naar luister.

Het gaat niet slecht met me. En ik hoef het niet alleen te doen, gelukkig. We praten, lachen en huilen. Het leven lacht ons toe, we maken plannen en durven weer vooruit te kijken. Misschien ben ik zelfs wel opgelucht als straks – eind augustus – het eerste jaar voorbij is. En misschien is het ook wel niet zo erg als ik nog niet alle woorden op een rij heb. Dan blijft er nog iets over voor later. 

Om verlies te overleven, moet je rouwarbeid verrichten. Dat is zwaar en emotioneel. Maar het gaat, met vallen en opstaan. En op mijn eigen tempo. Om nog maar wat clichés te noemen 😉

En toen was het stil

Ineens is het dan zover. Hij is er niet meer. Ik krijg het woord dood nauwelijks over mijn lippen. When the music is over, turn out the lights, schreef Jim Morrison destijds. Op woensdag 24 augustus heeft mijn dappere broer het leven losgelaten. Erik hat – zoals Heit het zo treffend formuleerde – syn holle dellein. Eindelijk geen pijn meer, geen zorgen en geen angst voor wat er nog komt. Het is goed zo. Rust zacht, leave jonge. 

Tot op het aller-, allerlaatste moment heeft hij er alles aan gedaan om er wat van te maken. Een lach waar het lukte (zo een met van die glinsterende pretogen), lieve woorden, zorgzame adviezen voor hen die achterblijven en gelukkig ook de vertrouwde (flauwe) grapjes. We zijn zo dankbaar voor het liefdevolle afscheid, het sterkt ons om door te gaan. 

Het verdriet doet pijn en er blijft een grote leegte achter. We doen ons best om die te vullen met de talloze herinneringen en proberen het leven er omheen te laten groeien. 

Namens ons allemaal, bedankt. Dank voor het medeleven, de hulp en de liefde (in welke vorm dan ook) tijdens de lange periode van ziek zijn van onze Erik. En dank voor de honderden kaarten, het bezoek, de knuffels en de lieve woorden na zijn overlijden. Het heeft ons allemaal – en vooral ook Erik zelf – zo goed gedaan. Het verdriet en het gemis zal er niet minder om zijn, maar het voelde zo fijn, zo warm. 

Bedankt ook voor de verhalen, de anekdotes en de herinneringen. Blijf ze (wat mij betreft) delen als we elkaar treffen, ik krijg er maar geen genoeg van. 

We gaan verder. We moeten verder. We houden, zoals beloofd; ‘de kop omheech bliksem’. Tenminste, dat probErik.

Veertig

In mijn allereerste column ooit, stond ik stil bij mijn naderende dertigste verjaardag. Dat leek me als kind heel oud, maar leeftijd werd steeds minder relevant. ‘Oud? Wat is oud? Word het eerst maar eens’, schreef ik toen. ‘Net iets te veel mensen zijn er weggegleden. Zij kregen de tijd niet om zich druk te maken over iets als leeftijd.’ 

We vierden op zondag 10 april Erik zijn veertigste verjaardag. Eind deze maand doen we dat hopelijk nog eens dunnetjes over, tijdens een tuinfeest met vrienden. Een verjaardag met een gouden randje, maar daarover later meer. 

Want wat was het een achtbaan, de laatste tijd. Daar schreef ik al eens eerder over: ‘een doldwaze rit waar maar geen einde aan komt.’ Sindsdien is de rit alleen maar heftiger geworden, met helaas ook teleurstelling, tegenslagen, verwachtingen bijstellen en doelen aanpassen. Maar ook: omdenken. Vasthouden aan die positiviteit, want het helpt echt, af en toe. 

Mijn eigen bakje lijkt soms flink uit de bocht te vliegen, maar dankzij het warme, sociale vangnet (en wat externe hulp) om ons heen, lukt het om elkaar goed vast te houden. Maar, het wordt moeilijker. Ga maar na. Als je rekening houdt met een korte, felle sprint, verbruik je je energie anders dan wanneer je uitgaat van een marathon. En begrijp me goed, die marathon kan ons niet lang genoeg duren. Alleen zonder training blijft het naar adem happen, struikelen, opstaan en weer verder, strompelend soms. Het tempo ligt niet altijd even hoog. 

Maar dan, die positiviteit. Alweer. Want bij de pakken neerzitten, dat helpt niemand. Zo vaart hij op goede energie, de ultieme ontspanning vindt hij op het water. Zijn eerdere bootje Alizee moest hij noodgewongen verkopen, dat kon niet meer. Omdat hij er niet meer voor kan werken, lukt het niet om te sparen voor een boot. En daarom heeft hij eindelijk een manier gevonden om gehoor te geven aan het enorme hulpaanbod, wat maar blijft komen. Hij zet een crowdfundingop touw, waarbij hij belangstellenden om een euro (of een andere vrijwillige bijdrage) vraagt. Is de actie een succes, dan koopt hij een boot. En wanneer het niet meer lukt om ermee te varen, gaat de opbrengst naar KWF Kankerbestrijding, voor meer onderzoek.

En een succes, dat wordt het. In minder dan een week tijd staat de teller op meer dan 20.000 euro. Hartverwamend! Iedere euro voelt als een dikke knuffel. Die boot, die komt er. Mede dankzij alle liefdevolle donaties wordt het een prachtig exemplaar, waarin hij van alle gemakken is voorzien en niet afhankelijk is van anderen om zelf te varen. 

Logisch dat de stemming er op de verjaardag zelf er goed in zit. Heit en mem durven voorzichtig weer wat uitjes met de camper te plannen, nu ze weten dat er voor Erik ook wat positieve vooruitzichten zijn. Weg van die vier beklemmende muren, het Friese water op. 

We sluiten de dag af met een concert van Fisher-Z in Neushoorn. Jeugdsentiment ten top, we herinneren ons de autorit naar Engeland van jaren geleden nog goed. Hoewel zanger John Watts zijn beste tijd gehad heeft en zijn herkenbare hoge stem in de jaren ’80 is blijven liggen, is het een fijn uitje met het hele gezin.

Wat de komende tijd ons brengt, weet niemand. In de tussentijd maken we er het beste van. In de zon, op het water, zo veel mogelijk met een positieve blik vooruit. En die veertigste verjaardag, nemen ze hem niet meer af. Moedig voorwaarts! 

Op naar de 44, Boint.

Omdenken

Het is mandarijnentijd. Mijn tip: zit ‘ie strak in z’n schil, dan weet je dat hij sappig is. Of ‘ie ook echt lekker zoet is, dat is afwachten. Pitjes zitten er soms ook in. Als kind geloofde ik dat je dan een wens mocht doen. 

Wanneer de toekomst vaag of onzeker is, lijkt het eenvoudiger om terug te kijken naar het verleden. Met een grote grijns denk ik terug aan de rituelen bij de eettafel thuis. Als toetje een mandarijn, waarvan de schil in zijn geheel als piemelvorm over de tafel vliegt. De verdwaalde pitjes schieten door de kamer en belanden in het groen op tafel. De plant is wat bleekjes. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de hoeveelheid water met verplichte Echinaforce druppels die hem stiekem worden toegediend wanneer de R weer in de maand zit. 

Terugkijken dus, herinneringen ophalen, fotoboeken doorbladeren. Reflecteren ook: met de kennis van nu, had je het dan anders gedaan? Soms wel, meestal niet. Het is wat het is, we maken er het beste van. Glimlachen om wat is geweest. 

We krijgen inmiddels de kunst van het omdenken aardig onder de knie. Dat gaat om het aanpassen van het denken in beperkingen naar denken in mogelijkheden. Dus niet langer beren op de weg zien, maar het tegenovergestelde. En dat leren we van de beste, als je het mij vraagt. 

De maanden voorafgaand aan de diagnose waren voor hem een gitzwarte periode. We deden wat we konden, maar het was verre van genoeg. Toen de diagnose eenmaal daar was – waarbij voor ons gevoel de grond onder de voeten wegzakte – kreeg hij rust. Vastberaden vertelde hij: ‘Maandenlang greep ik in de lucht naar iets wat ik niet kon pakken. Nu weet ik wat het is, bijt ik me er in vast en heb iets om tegen te vechten.’ Zie hier, de eerste les omdenken. 

Oké, er hadden dingen anders gekund. Sneller handelen misschien. Had het iets opgeleverd? We weten het niet. Maar raakt hij verbitterd? Teleurgesteld? Nee, niks van dat alles. Hij verbijt de pijn, schrijft het op zodat het uit zijn hoofd is en gaat weer moedig voorwaarts. Ook dat is omdenken. Niet zwelgen, niet bij de pakken neer zitten, maar doordenderen. Elke dag weer. ‘Flean se mei de bleate kont yn ‘e eagen.’ 

Tijdens een van de vele ‘loopjes’ (lees: rookpauzes) rondom het ziekenhuis, omringd door een paar goede vrienden en Heit, verzuchtte hij: ‘wat is het een mooie week, ik bin een ryk man’. Niet direct onze eerste gedachte, maar ook hier geldt: omdenken. Ga maar na: alleen thuis, ongerust en niet wetend waar je aan toe bent? Of hier in het ziekenhuis, waar je in de watten wordt gelegd, je ziekte serieus genomen wordt en je dagelijks bezoek krijgt van mensen die je lief hebt? Juist. 

En ook wij leren om te denken. Tijdens de eerste maanden waarin ik zijn bezoek plande, probeerde ik me krampachtig aan de maatregelen te houden die er op dat moment waren. Een persoon per dag op bezoek? Tsja, de thuiszorg kwam dagelijks, net als Heit en Mem natuurlijk. Maar ook vrienden, familie en bekenden kwamen het liefst elke week even langs. Hoe ga je daar mee om? Je raakt verscheurd door goede bedoelingen, risico’s en een soort van zusterlijk verantwoordelijkheidsgevoel. Maar daar was Erik weer met een wijze les: ‘Sjouk, ik heb mensen om me heen nodig om me goed te voelen. Ik druk iedereen op het hart om voorzichtig te zijn en hun verantwoordelijkheid te nemen, maar ik heb het nodig, geloof me.’ 

Voor mijn verjaardag kreeg ik van hem een broereblom: ‘sa datst eltse kear ast der nei sjochst, dy wer herinnerst hoe alderstroepstjerrendste trots at ik op dy bin! En dat ik in allemachtiche soad fan dy hâld!’  Ik mag zelf iets uitkiezen en ben nu op zoek naar een boompje wat minstens 20 jaar oud wordt. Hij mag ‘m zelf weggooien als het einde daar is en me een nieuwe geven. 

Die ziekte die is er. En die blijft, helaas. Maar hij is er ook. Nog steeds! Na een jaar waarin angst, verdriet, hoop, vertwijfeling, onzekerheid, dankbaarheid en grote vreugde om kleine dingen elkaar constant afwisselen, lijkt het de makkelijkste weg om er in te blijven hangen. Los van het feit dat het simpelweg niet altijd lukt om positief te zijn. Dat mag best, af en toe. Maar dan komt de belangrijkste les van het omdenken: als hij positief vooruit kijkt, kunnen wij het ook!

Ongemerkt is mijn mandarijnenschil vervormd tot een klokkenspel, ik had het niet eens door. Ik neem de herinneringen mee de toekomst in en zorg dat er steeds meer mooie momenten bijkomen. Want met een positieve insteek worden de dagen leuker en lichter. Omdenken helpt, echt waar. 

Er zitten geen pitjes in mijn mandarijn. Jammer, anders had ik het wel geweten. 

De achtbaan

Ineens is daar de kanker. Dat rotwoord. Erik, mijn lieve sterke broer, is ziek en hij wordt niet meer beter. Het zet onze hele wereld op z’n kop. Ongeloof, angst, verwarring en verdriet voeren de boventoon, maar er is ook hoop, warmte en dankbaarheid. Al bijna een half jaar zitten we klem in een achtbaan. Een doldwaze rit waar maar geen einde aan komt.

De vooruitzichten zijn somber, maar we houden moed. Veertjes omhoog. Elke dag is een overwinning en wie weet zijn hem nog een paar mooie jaren gegund. Heit weet het mooi te omschrijven: ‘Dat dal waar wij het liefst in wegzakken? Hij trekt ons er uit. Elke dag opnieuw.’ Vol trots en bewondering kijk ik naar hem op. Het is eng en verdrietig wat er op ons afkomt, maar hij verstouwt het. Zijn wilskracht en positiviteit houden ons op de been. Onverschrokken gaat hij de strijd aan. De machteloosheid krijgt geen grip, hij laat het niet toe. ‘Maandenlang greep ik in de lucht naar iets waar ik niet bij kon, nu ik weet wat het is heb ik iets om tegen te vechten.’ Teleurstelling, tegenslagen, slecht nieuws en zorgelijke berichten. Het raakt hem, ons allemaal. Zijn ogen blijven schitteren. ‘Jullie zijn nog niet van me af.’ We zien de pijn, we zien hem letterlijk kleiner worden, maar zijn strijdlust blijft onverminderd groot. 

De acceptatie is misschien wel het moeilijkste. Toegeven dat het is wat het is. Ieder telefoontje van het thuisfront is spannend en dat zal niet snel veranderen. Het instinct om te zorgen, te beschermen en te voorkomen dat het erger wordt, maakt langzaam plaats voor een drang om alles er uit te halen wat er nog in zit. Te leven. En dat is goed. Want betuttelen zorgt voor scheve verhoudingen en daar zit niemand op te wachten. 

Ik wil boos zijn, schreeuwen, iemand de schuld geven of iets kapot maken. Maar het helpt niet. Ik wil stil staan, doen alsof we alle tijd hebben en fantaseren over later als we oud zijn. Maar dat kan niet. Ik wil de zorgen wegnemen, de angst de kop indrukken en de tranen drogen. Maar het gaat niet. 

Dus praten we. Urenlang, over alles en over niks. Over vroeger, over dromen. Over angst, over de dood, maar ook over de toekomst, die ineens zo ongrijpbaar is. Alles wat vanzelfsprekend leek glipt langzaam weg. Later lijkt onbelangrijk en duurt nog zo lang. Vooruit kijken is eng, het hier en nu is al ingewikkeld genoeg. 

Dus ouwehoeren we. Hoe slapper, hoe beter soms. We kletsen wat af, we lachen als vanouds en huilen de tranen weg. Soms zijn we stil, wanneer praten even niet lukt. Want samen zijn, dat helpt. Wandelen, de zon opsnuiven, buiten koffie drinken en herinneringen ophalen, ineens krijgen zelfs de kleinste dingen een bijzondere lading. Elk afscheid is stom, elke knuffel is intenser en iedere nieuwe herinnering wordt zorgvuldig opgeslagen en bewaard. 

En dan is daar die zachte, warme deken van liefde. Kaartjes, berichten, bloemen, tekeningen, knutselwerken, aandacht en visite. Het doet zo ontzettend goed. Het houdt maar niet op en gelukkig maar. Want het haalt de scherpe randjes van verdriet af als je het kunt delen. Het maakt de steen in je maag echt kleiner wanneer iemand een arm om je schouder slaat of de tijd neemt om te luisteren. 

Het brengt ons dichter bij elkaar. Als gezin, als familie en met fijne vrienden en vriendelijke bekenden. Iedereen doet wat hij kan. Op de dag na het ontslag uit het ziekenhuis stopt er een busje, worden de ramen van het huis vakkundig en snel gepoetst, een vrolijke zwaai en weg zijn ze. Zijn boot is uit het water gehaald en van onderhoud voorzien. De zanger van zijn favoriete band spreekt een videoboodschap in, als verrassing voor Kerst. In een paar uur zamelen we genoeg geld in om hem te verrassen met een PS5. Het brengt zo veel moois. Oud zeer verzacht en verdwijnt. En wie weet wat er nog volgt. De achtbaan is onvoorspelbaar en eng, maar we houden ons stevig vast aan alle steun en liefde van de afgelopen tijd. Dank jullie wel.